Gemene gronden
De gemene gronden
Geschiedenis
De gemene gronden zijn de gronden die door de drie dorpen, Aarle, Rixtel en Beek in gemeenschappelijk gebruik zijn.
Andere benamingen: gemene gronden, de gemeente, het gemeint, gemeene Heiden en Weilanden, woeste gronden, het broek.
De gemene gronden zijn vaak van oorsprong moerassen en vochtig laaggelegen gronden die later door betere afwatering veranderd zijn in weilanden of heide.
Op 4-12-1300 krijgen de inwoners van Rixtel, Aarle en Beek het recht om de gemene gronden van Hertog Jan 2 van Brabant, voortaan te mogen gebruiken.
Dit recht werd herbevestigd op 10-5-1359 door Hertogin Johanna, hiervan is een vidimus brief aanwezig, van 1-7-1425, in het gemeentearchief van Gemert. Die bevat 3 charters: brief van 4-12-1300, het recht van weiden van 1329 en de grensscheiding tussen Gemert en Aarle-Rixtel in 1636 [1]
In het begin van de 19e eeuw werd het Broek definitief verdeelt tussen Beek en Donk en Aarle-Rixtel. [2]
Locatie
In Aarle-Rixtel vindt je de gemene gronden in 1832 in de volgende gebieden: Het Klein Broek, Het Broek, De Hooge Broekkant. Zie: historischegeografiebrabant.nl
Transcriptie oorkonde van 4-12-1300
Transcriptie gemaakt door J. van der Gouw. Deze oorkonde bevond zich in 1966 in het gemeentearchief van Aarle-Rixtel. [3]
Aan allen, zowel tegenwoordig als toekomend, maken wij, Jan, bij de Gratie Gods Hertog van Lotharingen, Brabant en Limburg bekend, dat wij toegestaan hebben en met de tegenwoordige veroorloven en overlaten aan de lieden van de dorpen Rixtel, Aarle en Beek een gemeente tot hun gebruik,
van de molen genaamd Scheepstal tot de vastgestelde grens van de gemeente van Gemert
en van dezelve grensscheiding van Gemert tot Bribrake,
van Bribrake tot aan het riviertje de Aa en tot aan de Hestebrug,
en van genoemde plaats tot aan de molen Scheepstal reikende,
zoals aan dezelve lieden door Wouter Coyart, onze tegenwoordige rentmeester van Den Bosch, is toegestaan, om te houden en te bezitten vrij en voor goed, onder een jaarlijkse en erfelijke cijns van 40 stuivers aan ons en onze erfgenamen en 20 stuivers Leuvens aan den proost van Echternach en zijne opvolgers,
elk jaar op het feest van Sint Remijs te voldoen; van het voorlijf van genoemde gemeente bekennen wij geheel voldaan te zijn, terwijl wij toestaan, dat de lieden van voornoemde dorpen aan lieden uit andere dorpen het gebruik van genoemde gemeente kunnen verhinderen, dat het aan niemand geoorloofd zij er gebruik van te maken, behalve alleen aan de lieden van de voornoemde dorpen,
Echter aan de lieden van de genoemde dorpen beloven wij de gemeente voortdurend te handhaven, dat wie zich tegen onze tegenwoordige toestemming zullen vermeten te verzetten en dezelve mannen lastig vallen door voor zich het gebruiksrecht van genoemde gemeente te eisen, dezelve onrechtmatige schenders zullen panden voor een geldboete, te betalen naar de grootte van de overtreding, naar het gebruik in andere dorpsgemeenschappen in acht genomen, van welke boete de helft aan ons en onze erfgenamen toekomt, maar de andere helft aan de kerkfabriek van het voorgeschreven dorp Aarle.
De mannen van de genoemde dorpen kunnen evenwel van genoemde gemeente vrij hun voordeel en profijt doen, zoals hun het beste zal schijnen te baten. Wij dragen derhalve onze schout van den Bosch die er nu is en te zijner tijd zijn zal op, dezelve lieden van voornoemde dorpen in de voornoemde gemeente te handhaven en te verdedigen in vrede en rust tegen alle onrechtmatige verstoorders. In getuigenis en tot bekrachtiging wij bevolen hebben ons zegel aan deze brief te hangen.
Gegeven in het jaar des Heren 1300 op Sint Barbaradag.